-
Als je probeert een deelverzameling te kiezen waarbij geen enkel tweetal getallen als product een kwadraat oplevert dan kun je van
- 1)
- de kwadraten 1, 4, 9, 16, 25 er maar hoogstens één gebruiken, zodat je dus minstens vier van deze vijf getallen moet weglaten;
- 2)
- elk van de tweetallen (3,12), (5,20), (6,24) maar hoogstens één gebruiken, zodat je dus minstens drie van deze zes getallen moet weglaten;
- 3)
- het drietal 2, 8, 18 er maar hoogstens één gebruiken, zodat je dus minstens twee van deze drie getallen moet weglaten.
In totaal moet je dus minstens 4+3+2=9 getallen weglaten, zodat er dus hoogstens 16 getallen in zo'n deelverzameling kunnen zitten. Daarmee is b) bewezen. Een voorbeeld van zo'n deelverzameling met 16 getallen is
{1,2,3,5,6,7,10,11,13,14,15,17,19,21,22,23}
-
Laat H het spiegelbeeld zijn van A bij spiegeling in D. Noem de lengte van AH x. We gebruiken drie maal de gelijkvormigheid van twee driehoeken.
AEP ~ HCP met verhouding 1:4, dus AP = 1/5 x;
AFQ ~ HCQ met verhouding 2:4, dus AP = 1/3 x;
AGR ~ HCR met verhouding 3:4, dus AP = 3/7 x;
Hieruit volgt
1 1 2 3 1 2
PQ = - x - - x = -- x en PQ = - x - - x = -- x
3 5 15 7 3 21
zodat PQ : QR = 2/15 : 2/21 = 7 : 5.
Opmerking: Het gegeven dat A = 90° is overbodig. ABHC is altijd een parallellogram en dat is voldoende voor de berekening van de verhouding.
1 1
Uit un+1 = - un + - un-1
2 2
1 1 1
volgt un+1 = un - - un + - un-1 en un+1 - un = - - (un - un-1)
2 2 2
Het verschil tussen twee opeenvolgende termen wordt dus telkens met een
factor -½ vermenigvuldigd. Het verschil tussen de tweede en eerste term is b-a, het verschil tussen de derde en tweede term is -½(b-a), tussen de vierde en derde term ¼(b-a). Met die kennis kunnen we een algemene term van de rij opschrijven:
1 1 1 1 k-2
a + (b - a) (1 - - + - - - + ... + (- - ) ) voor k 2.
2 4 8 2
De limiet van de rij kunnen we dus vinden m.b.v. de limiet van de reeks 1 - ½ + ¼ - ...
Die limiet is gelijk aan 2/3 *.
Dus de limiet van de rij wordt a + 2/3 (b-a) = 1/3 a + 2/3 b.
1-rk+1
* 1 + r + r2 + r3 + r4 + ... + rk = -----
1-r
Bewijs: vermenigvuldig met 1 - r. De limiet van de somrij bestaat als de limiet van rk+1 bestaat als k naar oneindig gaat. Voor r = -½ bestaat die limiet (=0) en is de limiet van de somrij 1 / (1-r). Invullen van r = -½ geeft 2/3.
-
- a.
- P, A, B en M liggen in een vlak. De cosinusregel toepassen in de twee driehoeken AMP en BMP levert:
AP2 = AM2 + MP2 - 2 AM MP cos AMP
BP2 = BM2 + MP2 - 2 BM MP cos BMP
en omdat AMP + BMP = 180° geldt cos AMP = -cos BMP.
Optellen geeft als resultaat: AP2 + BP2 = AM2 + BM2 + 2 MP2 dus constant omdat AM, BM en MP een constante lengte hebben.
- b.
- Omdat voor elk punt P op de bol geldt AP2 + BP2 = AM2 + BM2 + 2 MP2 en AM en BM een vaste waarde hebben, vinden we dus een minimum voor de uitdrukking bij een minimale lengte van MP. Dus moet P het snijpunt zijn van de bol met het verbindingslijnstuk van M met het middelpunt van de bol.
-
Voor het gemak leggen we de punten geordend op de lijn met P1P11=1.
We schrijven de som van al de mogelijke afstanden op een speciale manier uit, waarbij we soms de precieze waarde kunnen geven en soms een afschatting moeten maken.
P1P2 + P2P3 + P3P4 + ... + P9P10 + P10P11 = 1
P1P3 + P3P5 + P5P7 + P7P9 + P9P11 = 1
P2P4 + P4P6 + P6P8 + P8P10 < 1
P1P4 + P4P7 + P7P10 < 1
P2P5 + P5P8 + P8P11 < 1
P3P6 + P6P9 < 1
P1P5 + P5P9 < 1
P2P6 + P6P10 < 1
P3P7 + P7P11 < 1
P4P8 < 1
P1P6 + P6P11 = 1
Bovenstaande 36 afstanden zijn samen korter dan 11.
De 19 afstanden die overblijven zijn onderling niet te combineren. Ze worden elk apart afgeschat: alle zijn kleiner dan 1 behalve P1P11 die gelijk aan 1 is, dus alle 19 samen afgeschat: < 19. Voor alle afstanden geldt dus dat ze samen kleiner zijn dan 30.
De som is zo dicht bij 30 te krijgen als je maar wilt door P1 t/m P5 erg dicht bij elkaar de kiezen en op een afstand van bij 1 P6 t/m P11 ook erg dicht bij elkaar.